Ruth Peetoom: koersen op een toekomstbestendige ggz
Koersen op een toekomstbestendige ggz
Speech voorzitter Ruth Peetoom, Symposium Rob Giel Onderzoekscentrum, 17 december 2024, leestijd: 15 minuten
Waar denkt een gemiddeld mens aan als hij de term ggz hoort?
Ik durf te wedden dat er vooral veel ellende op het netvlies komt.
Lange wachtlijsten. Heel veel jongeren die vandaag de dag mentale problemen hebben. En steeds meer verwarde personen die maar niet opgenomen worden - en het de vraag is of, als ze wel bij de ggz terecht kunnen, ze dan wél de goede hulp krijgen. En dan ook nog die agressie! Nee, de ggz… Wie zou daar nog willen werken?
Wie daar nog werken wil? Het antwoord is in ons geval heel simpel: wij!
Zoals we hier zitten – Lentis, GGZ Drenthe, GGZ Friesland, het UCP en de TCOG Academie, en ik, van de Nederlandse ggz – wij hebben ons hart verpand aan al die mensen, in ons geval in het Noorden, die mentale problemen hebben, mensen die soms heel ziek zijn, sommigen zo erg dat niemand ze willen hebben of dat er geen plek voor ze is in de maatschappij, maar van wie er heel veel ook gewoon béter worden, grip op hun leven krijgen, een stabiel bestaan leiden en gelukkig kunnen zijn, omdat er goede zorg voor ze is – en wij maken daarin verschil. Wij hebben mooi werk. Wij hoeven ons nooit af te vragen of ons werk zin heeft. Of het relevant is. Of er beginnen aan is. We hebben het er trouwens ook veel te druk voor. Tijd om de vooroordelen voorbij te gaan. We stropen de mouwen op en we gaan ervoor!
Flinke problemen
De problemen zijn natuurlijk flink. De wachtlijsten zijn inderdaad lang – al geldt dat niet voor alle aandoeningen. Er zijn in Nederland 3,3 miljoen volwassenen met mentale aandoeningen – 26% van de bevolking berekende het Trimbos. Daarvan zijn er zo’n 1,1 miljoen mensen in behandeling in de ggz, waarvan bijna 900.000 bij instellingen die aangesloten zijn bij de Nederlandse ggz. De overigen hebben lang niet allemaal zorg nodig, gelukkig maar. Maar er zijn toch zo’n 84.000 wachtenden – dat zijn er veel te veel en ze wachten te lang.
Ja, ons arbeidsmarkttekort is hoog, het hoogste in de zorg, maar dat is voor wie dringend hulp nodig heeft niet relevant. Er moet hulp komen, en wel vandaag – en die kunnen we te vaak niet bieden.
En daar bovenop ook nog de kinderen en jongeren. Hoeveel van hen wachten op zorg weten we niet, dat houden de gemeenten elk afzonderlijk bij. We weten wel hoeveel er jeugdzorg krijgen -inclusief jeugd ggz- 1 op de 7. Als je de bredere definitie jeugdhulp gebruikt zelfs 1 op de 6. Heel veel jongeren zijn eenzaam- iets minder dan de helft- en zo’n 15 % heeft regelmatig suïcidegedachten. Hoe dat komt? Corona en de social media, hoor je dan meteen. Maar de tendens was er al voor de coronatijd – in heel Europa – de pandemie heeft de problemen hoogstens verbreed en verdiept. En sinds het verschijnen van het boek Generatie Angststoornis van Jonathan Haidt toeteren de media dat alles de schuld is van de mobiele telefoon – maar Christiaan Vinkers c.s. en het Trimbosinstituut hebben haarfijn uitgelegd dat zo’n verband hoogstens correlationeel is en niets zegt over oorzaak en gevolg. Onzekerheid over de toekomst, prestatiedruk, armoede en jeugdtrauma spelen een grote rol. En wetend dat problemen bij jongeren voorspellend zijn voor de zorg die ze als volwassenen nodig hebben, is er alle reden voor ongerustheid.
Er zijn veel redenen om mentale gezondheid serieus te nemen. Voor wie de persoonlijke ellende niet genoeg vindt, is er ook het argument van het arbeidsmarkttekort – dat niet alleen in de zorg, maar overal in de samenleving speelt. Bijna een derde van het ziekteverzuim heeft een psychische oorzaak en van de arbeidsongeschiktheid is bijna de helft op mentale problemen terug te voeren. Alle reden om mentale gezondheid meer aandacht te geven op het werk. En waar het gaat om nieuwe werknemers is het aan alle kanten belangrijk dat de IPS-trajecten eindelijk een structurele financiering krijgen – werk is medicijn voor mensen met een ernstige psychiatrische aandoening, maar een werkgever kan er tegelijk met begeleiding, op tijd en op maat, ook zomaar prima werknemers aan over houden. Daar heeft iedereen wat aan, zou je zeggen.
Weg met het stigma
De problemen aanpakken begint met meer aandacht voor het belang van mentale gezondheid. Twee maanden geleden werd ik blij van de LINDA. Negen bekende Nederlanders stonden er op de voorpagina, Typhoon, Katja Schuurman, Splinter Chabot, Sara Kroos en vijf anderen vertelden uitgebreid over hun mentale problemen. Prachtig gefotografeerd en mooi geïnterviewd – dat helpt behoorlijk in de strijd tegen stigma. Dat er veel mensen zijn die het mentaal niet makkelijk hebben en dat je daar ook nog eens heel succesvol mee kunt worden is een opsteker voor mensen met psychische problemen. Ik merkte het ook zelf – ik heb behoorlijk ADD en experts als jullie weten hoe erfelijk dat is.
Ik vind dat we toe moeten naar meer besef van mentale diversiteit. Mensen zijn op allerlei fronten verschillend – dus ook mentaal, en dat is mooi. Het probleem is dat je maar al te vaak een diagnose nodig hebt om ruimte te krijgen voor het verschil. Extra tijd voor een tentamen krijg je alleen met een geconstateerde aandoening. Afwijken van het reguliere is pas geoorloofd als het gesanctioneerd is door de dokter. Dat is niet gezond. En het maakt zorg van veel dingen die ook op een andere manier aangepakt kunnen worden. Maar daarover later meer.
Medische jas
Echte psychische ziekten zijn er natuurlijk altijd al geweest. En zullen er altijd ook blijven. Daarvoor moet altijd goede zorg beschikbaar zijn. Ik vertel geen nieuws als ik zeg dat er al veel ten goede is veranderd. De Dolhuyzen zijn musea geworden. De inrichtingen in de bossen – Zuidlaren!- werden instellingen die zich toewendden naar de samenleving. Ambulante behandeling in de thuissituatie nam een grote vlucht. Nu staan we wéér voor een grote verandering.
Digitalisering, klimaatverandering en sociale ongelijkheid zijn ontwikkelingen met een enorme impact op onze mentale gezondheid. Maar digitalisering geeft ook nieuwe mogelijkheden. Om behandelcapaciteit vrij te spelen door administratie waar mogelijk met AI te doen. Om met echt contact, maar zonder reizen, te begeleiden en te behandelen. Om met apps lichte maar geregelde ondersteuning te bieden – veelvuldiger dan je een behandelaar of begeleider van vlees en bloed kan treffen. Onpersoonlijk? Het blijkt dat mensen, en niet in de laatste plaats jongeren, het niet als zodanig ervaren en het is met de wachtlijsten ook vaak de keuze tussen zó of helemaal geen hulp bieden.
Overigens is het ook zaak om te kijken waar problemen vandaan komen. Een depressie kan inderdaad zo’n echte psychische ziekte zijn, maar de klachten kunnen ook komen door schulden met vaak bijbehorende slapeloosheid, door zorgen over je huisvesting, door eenzaamheid, door onenigheid op het werk of een vechtscheiding. Dan kun je er nog zoveel goede psychische zorg tegenaan gooien, maar het is dweilen met de kraan open als de oorzaken niet aangepakt worden. Heel veel psychische problemen zijn maatschappelijke problemen met een medische jas. Die worden zorg als mensen geen andere bel meer weten om op te drukken dan die van de dokter. Vandaar de inzet op het verkennend gesprek als niet meteen duidelijk is dat het om een psychische aandoening gaat, en de noodzaak van een goede samenwerking met het sociaal domein, schuldhulpverlening en de gemeenten.
Is het erg?
Maar altijd geldt: goede zorg loont. Tijdige zorg ook. De ggz is een vreemde vogel in de zorg. Voor wie het belangrijk is: het is ook de enige vorm van zorg die economisch rendabel is. Eén blik op de statistieken en je ziet waarom. Psychische problemen manifesteren zich vaak op jonge leeftijd, veel meer dan andere ziekten Tot 35 jaar is het zelfs de meest voorkomende ziekte onder de bevolking. Op tijd goede hulp geven helpt mensen op weg. Het voorkomt niet alleen veel leed, het maakt dat mensen ook makkelijker mee kunnen doen in de maatschappij, kunnen werken, belasting kunnen betalen, kunnen mantelzorgen en nog veel meer. Investeren in de ggz loont in allerlei opzichten.
Feit is wel dat de toegankelijkheid van de ggz in gevaar is. Ik noemde al de enorme wachtlijsten. Die is verklaarbaar: sinds 2009 is het aantal mensen dat een beroep doet op de ggz met 53% gestegen terwijl tegelijk het budget maar met 11% omhoog ging. Dan kun je uittellen dat er problemen ontstaan. Inmiddels schrijft een derde van de instellingen rode cijfers. Maar minstens zo problematisch is het grote tekort aan zorgverleners. In Nederland zijn er gemiddeld 46 vacatures op de 1000 banen, in zorg en welzijn gemiddeld iets lager,44, maar in de ggz zijn het er 74 op de 1000 – in totaal 9800 vacatures. Dat stijgt naar verwachting naar ruim 11.000 in 2030. De meest kwetsbare groep met de zwaarste klachten lijdt daar het meest onder. De cruciale zorg staat sterk onder druk. De conclusies van de Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid waren in 2021 duidelijk: er is te weinig geld, er zijn te weinig mensen, de toegankelijkheid is in gevaar. Onze ambitie in de ggz is onveranderd: de best mogelijke zorg, op tijd en op maat, voor ieder mens die dat nodig heeft. Dat kan alleen als er écht en goed samengewerkt wordt: met zorgpartners, met het sociaal domein, met de overheid en met wie maar nodig.
Ruth Peetoom op het symposium van het Rob Giel Onderzoekcentrum in Groningen
Een visie op de toekomst
Samenwerking begint dichtbij. Dat lijkt vanzelfsprekender dat het is. Bij alle vooroordelen over de ggz die ik al noemde, was er eentje nog niet: dat de ggz een vechtende kluwen is die het nooit eens is, die oeverloos blijft discussiëren en die terugploegt op gemaakte afspraken. Met de fameuze tegelwijsheid: drie psychiaters, vier meningen. Kortom, het werd tijd voor iets anders.
Een toekomstvisie, een gezamenlijk perspectief van de Nederlandse ggz, van de NVvP, van het NIP en van Mind - dus van instellingen, van psychiaters en psychologen en van patiënten. Dat is hard nodig. Want het Integraal Zorgakkoord wordt voorzien van een addendum, het Integraal Zorg en Welzijnsakkoord, er komt een Interdepartementaal Beleidsonderzoek en de overheid bezuinigt flink. De eerste natuur van de ggz is om te réageren op plannen. Maar nu willen we proactief zelf een visie neerzetten.
Is het nou revolutionair wat we hebben bedacht? Heel simpel gezegd: nee. Maar het is nog nooit expliciet als visie van de sector opgeschreven, laat staan als gezamenlijke visie van instellingen, beroepsgroepen en cliënten. Daarop maken we onze agenda, daaraan werken we samen. Met die andere tegeltjeswijsheid: alleen ga je sneller, samen kom je verder.
Gevraagd: onderzoek en technologie
Wat hebben we van jullie nodig om van zo’n toekomstvisie werkelijkheid te maken? Alles wat er aan kennis, aan data, aan kunde en kwaliteit is waar het gaat om psychische zorg en ondersteuning.
In het festival der vooroordelen is er ook nog het beeld van de ggz als black box, waar de processen en de uitkomsten van zorg moeilijk te vatten zijn. Bij een heupoperatie is er een duidelijk beeld van wat er moet gebeuren, hoeveel nacontroles ergedaan worden en hoeveel fysiotherapiebehandelingen er nodig zijn. Psychische klachten zijn vaak complex, met veel comorbiditeit en variabiliteit van behandelingen en uitkomsten in de praktijk.
Het vergt een breed scala aan onderzoek.
- Onderzoek om meer te weten van de effectiviteit van behandelingen. Wetenschappelijk onderzoek daarnaar is broodnodig, voor de evidence based onderbouwing van bestaande behandelingen en voor de ontwikkeling van nieuwe. We moeten kwaliteit transparant maken en duidelijk maken welke data nodig zijn om zorgbehoefte te kunnen voorspellen. En ook kosteneffectiviteit, die we nu nog lang niet voor elke behandelvorm hebben.
- Onderzoek naar digitale zorg en – technologie die goede behandeling faciliteren, zoals bijvoorbeeld de compassievolle technologie.
- Onderzoek naar innovatie om de ggz minder arbeidsintensief te maken dan die nu is, bijvoorbeeld door digitale exposuremogelijkheden te ontwikkelen en goede blended behandelingen
- Onderzoek naar effectiviteit van preventie, zowel in leedreductie als waar het gaat om kostenbesparing
- Onderzoek naar zingeving, zoals de baanbrekende studies van Rogier Hoenders
En dat alles vanuit het adagium dat het delen van kennis leidt tot méér kennis. Jullie samenwerking in het RGOC is daar een evidence based voorbeeld van!
De kracht van samen
Ik wil daarmee ook afronden: met het grote belang van de samenwerking. Tussen zorginstellingen onderling. Tussen zorgsectoren: de VG-sector en de ggz bijvoorbeeld als het gaat om lichte verstandelijke beperkingen, maar ook de ziekenhuizen en de ggz, zoals jullie hier doen, samen met de universiteit. Breed, in de regio.
Maar ook tussen domeinen: omdat mensen mens-uit-één-stuk zijn, is het voor de behandeling van mensen met psychische problemen nodig om breed en integraal te kijken met gemeenten, woningcorporaties, schuldhulpverlening, sociaal domein, enzovoort, enzovoort. Het is de kracht van samen.
Maar meer dan welke zorgsector ook, is het vraagstuk van de mentale gezondheid een samenlevingsvraagstuk. Waarom krijgen zoveel mensen mentale problemen? Hoe kunnen we dingen veranderingen. Hoe leven we respectvoller, gevoeliger, compassievol met elkaar samen? Waar en bij wie is daarvan het begin? En hoe worden we weerbaarder en veerkrachtiger om om te gaan met lijden en tegenslag die nu eenmaal ook bij het leven horen?
En uiteindelijk begint het ook met acceptatie en normalisering. Meer dan 50 jaar oud is de bekende campagne maar nog superrelevant. Als je uitging en even naar de wc moest zat er als je geluk had op de spiegel een sticker. De drukker van die sticker had er nachtmerries van dat op de zilverkleurige stickeroppervlak de letters zo moeilijk bleven zitten. Maar de campagne is in ons collectieve geheugen gegrift en blijft nog altijd hangen in de actualiteit. Met die prachtige slogan: ‘Ooit een normaal mens gezien? En beviel het?’
Ik dank u wel.