Organisatie van Herstelgericht Werken in de Langdurig Klinische Geestelijke Gezondheidszorg
Draag je de langdurige klinische ggz een warm hart toe en vind jij ook dat die nog beter kan? In dit onderzoeksverslag vind je aanknopingspunten voor een gesprek hierover in je eigen organisatie. Het onderzoek richt zich op de organisatie van herstelgericht werken.
Herstelgericht werken
In de langdurig klinische geestelijke gezondheidszorg wordt op veel plekken steeds meer herstelgericht gewerkt. Dat wil zeggen dat de teams op de verblijfsafdelingen cliënten met een ernstige psychische aandoening actief ondersteunen bij hun persoonlijk en maatschappelijk herstel. Herstel is hier niet hetzelfde als genezen; het gaat om persoonlijke processen van mensen die proberen om ondanks de desastreuze gevolgen van hun aandoening het dagelijks leven weer op te pakken.
Het ART-model
Herstelgericht werken draagt bij aan de kwaliteit van leven en komt tot stand in overleg met cliënt, diens naasten en professionals. Om dat goed te kunnen doen heeft de ggz in aanvulling op de al langer bestaande rehabilitatiemethodieken het ART-model ontwikkeld, de ‘Active Recovery Triade’. Volgens zorgaanbieders is de implementatie van ART een betrekkelijk intensief verandertraject, dat met vallen en opstaan wordt doorlopen. Zij verschillen van elkaar qua organisatie van zorg bij herstelgericht werken.
Het onderzoek
In het onderzoek is gekeken naar de impact van zes organisatiefactoren op de mate van herstelgericht werken. Daarin ging het niet over de norm over hoe het zou moeten (ART), of wat er uiteindelijk aan wordt uitgegeven (kostenonderzoeken NZa), maar is stilgestaan bij wat zorgaanbieders in de dagelijkse praktijk precies doen. Uit het onderzoek komt naar voren dat de meeste zorgaanbieders goed op weg zijn met ART.
Uitkomsten
Het strategisch organisatiebeleid van zorgaanbieders en ook de kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling van teams hebben de meeste impact hierop. Toch kunnen de onderzochte afdelingen hier nog wel een paar belangrijke stappen zetten. Zij zijn gebaat bij hoger opgeleid en beter gekwalificeerd personeel en bij kleinere, maar breder samengestelde multidisciplinaire teams. Ook hebben zij de blik nog veel naar binnen gericht, terwijl hun verbeterpotentieel vooral buiten de afdeling ligt. Door meer gebruik te maken van het lokale en regionale faciliteiten- en voorzieningenaanbod (zoals resourcegroepen, herstelwerkplaatsen en herstelacademies) en te anticiperen op wat elders ontwikkeld is, hoeven afdelingen zelf minder op touw te zetten of in de lucht te houden. Afdelingen die hier verder in zijn werken doorgaans effectiever en efficiënter.
Geconcludeerd wordt dat zorgaanbieders zelf veel invloed hebben op het al dan niet herstelgericht werken op de werkvloer. Er valt qua beleid dus op te sturen, maar om geheel volgens het ART-model aan de slag te gaan zullen zorgaanbieders wel in gesprek moeten met de zorgkantoren en de NZa, over de koppeling tussen uitgaven aan en kwaliteit van herstelgerichte zorg.
Heb je vragen over het onderzoek? Neem dan contact op met Gerard van Unen via gvunen@denederlandseggz.nl of telefonisch via 0652483727.