Zeven leden krijgen gelijk in rechtszaak keuzevrijheid
- Publicatiedatum
Zeven leden van de Nederlandse ggz stapten naar de rechter vanwege het Wlz-inkoopbeleid van zorgkantoor CZ. CZ had besloten om de cliënten met een Wlz-indicatie die beschermd wonen bij een geïntegreerde ggz-aanbieder voortaan alleen nog maar integraal te bekostigen. Alle zorg zou dan via één zorgaanbieder geregeld moeten worden en dat zou ten koste gaan van de keuzevrijheid van deze cliënten.
In het gelijk gesteld
Om die keuzevrijheid in stand te kunnen houden zouden de zorgaanbieders worden opgezadeld met hoge administratieve lasten. In het kort geding van zeven ggz-aanbieders tegen CZ Zorgkantoor heeft de rechtbank Den Haag de zorgaanbieders donderdag 10 augustus 2023 in het gelijk gesteld. De rechter besliste dat de zorgaanbieders in ieder geval tot 1 januari 2025 ggz-behandelingen en eerstelijnszorg onder de Zvw mogen blijven declareren.
Voor cliënten die beschermd wonen bij een niet geïntegreerde ggz-aanbieder blijft de eerstelijnszorg gewoon onder de Zvw vallen; zij kunnen dus zelf hulpverleners zoals de huisarts en fysiotherapeut, blijven kiezen. Voor cliënten bij geïntegreerde ggz-aanbieders zou dat veranderen en zouden ze verplicht worden om gebruik te maken van de beperkte door de ggz-aanbieder gecontracteerde eerstelijnszorg. Dit vinden Emergis, Parnassia Groep, GGZ WNB, GGzE, GGz Breburg, GGZ Oost Brabant en Mondriaan niet terecht en daarom maakten zij de gang naar de rechter.
‘Zorgkantoor loopt op de muziek vooruit’
Volgens de rechter is het onwaarschijnlijk dat de minister van VWS op korte termijn bepaalt dat ggz-aanbieders verplicht gebruik moeten maken van het integrale bekostigingsmodel. Door integrale bekostiging nu al als verplicht kostenmodel voor te schrijven, loopt CZ te ver op de muziek vooruit. De door CZ beoogde overgang op 1 januari 2024 is ook praktisch onhaalbaar en leidt tot een onevenredige administratieve lastenverzwaring voor ggz-aanbieders. Dat laat zich niet rijmen met het Integraal Zorg Akkoord (IZA).
Daarnaast overweegt de rechter dat de cliënten in kwestie met het oog op hun recht op vrije artsenkeuze en hun vertrouwensband met een zorgverlener niet gedwongen kunnen worden om over te stappen naar een of meer andere zorgverlener(s). Daarom krijgen ggz-aanbieders in ieder geval tot 1 januari 2025 de tijd om gebruik te maken van het modulaire bekostigingsmodel.
Ook geen korting op bekostiging van zorgvastgoed in GGZ Woonzorgprofiel 1 en 2
Daarnaast werd in het kort geding ook de korting van 20% op de normatieve huisvestingscomponent voor GGZ Woonzorgprofiel 1 en 2 aan de rechter voorgelegd. De normatieve huisvestingscomponent is een onderdeel van de tarieven die zorgaanbieders ontvangen voor onderhoud en nieuwbouw van gebouwen en om (onder meer) hun vastgoed te verduurzamen.
Over deze korting oordeelde de rechter dat het evident is dat de ggz-aanbieders door de korting de zorgprofielen Wonen 1 en 2 niet meer kostendekkend kunnen uitvoeren. De tarieven die CZ in 2024 voor Wonen 1 en 2 wilde bieden zijn daarmee niet reëel. Daarom moet CZ in 2024 100% van het NZa-tarief voor de NHC/NIC-component van Wonen 1 en 2 blijven vergoeden.