Naar homepage

‘Hulpverleners overschatten soms hoeveel invloed ze hebben’

Wat hulpverleners en organisaties kunnen leren van ervaringsdeskundigen

In de media wordt veel geschreven over ‘verwarde mensen’ en over mensen die door hun psychiatrische problematiek gevaarlijk kunnen zijn voor de veiligheid van burgers. Vanuit het waardenetwerk Zorg en Veiligheid willen we deze beeldvorming positief beïnvloeden door stil te staan bij de verhalen van de personen zelf. Wat is hun perspectief? En wat kunnen de organisaties en hulpverleners van hun verhaal leren? Het eerste verhaal in deze reeks is het verhaal van Heleen Wadman.

‘Mensen waren bang voor me. Ze liepen soms met een boog om me heen, wat mij een heel naar en eenzaam gevoel gaf. En dan denk ik weleens, ik was een meisje van achttien en woog vijftig kilo. Wat als ik een man was geweest van twee meter lang en één meter breed die niet op te tillen was, hoeveel medicatie was er dan op me afgekomen?’

Draaimolen

Heleen is veertien jaar wanneer ze alsmaar dunner wordt. Ze kijkt met grote poppenogen waar steeds minder leven in lijkt te zitten. Haar moeder maakt zich zorgen en neemt haar mee naar de huisarts. Ze blijkt ondergewicht te hebben en wordt doorverwezen naar de kinder- en jeugdpsychiatrie. Dat vindt Heleen op dat moment wel interessant. ‘Ik was een kind met een hoge intelligentie dus ik vond al die testen wel een uitdaging. Wat zou eruit komen? Dat ik bovengemiddeld was?’ Er volgen gesprekken met een psycholoog, twee keer per week. ‘Daar omschreef ik het als een draaimolen in mijn hoofd met plaatjes erop en met geluiden. Die draaide maar rond en ik wist niet hoe ik hem kon stoppen.’ Door de therapie brengt ze minder tijd door met leeftijdsgenoten en mist ze veel van school. ‘Er werd met me gepraat over ziekten, symptomen en psychologische theorieën. Ineens was ik een patiënt en kon ik ook zelf mijn ervaringen alleen nog maar in dat licht zien.'

Heleen Wadman werkt bij Collectief voor ervaringskennis InBegrepen. Hun missie: de stem van de eindgebruikers weer een plaats geven in het vormingsproces van beleid en zorg. Meer lezen? Bekijk de website

Inbegrepen

Hulpverleners doen te veel

Al na een paar maanden krijgt ze antidepressiva voorgeschreven waar ze erge stemmingswisselingen van krijgt. De medicijnen worden omgezet naar antipsychotica. Wanneer ze hierover vertelt klinkt haar stem wat heftiger. ‘Achteraf denk ik, wat bezielt ze om zo’n jong kind te drogeren? Ik ben hier lang boos over geweest.’ Het heeft veel impact. Heleen tennist op een redelijk niveau maar haar reactievermogen loopt terug. Ook op school gaat het slechter. ‘Het leek alsof ik mijn intelligentie verloor. Ik kon minder goed onthouden en me niet meer concentreren.’ Ze gaat van het gymnasium naar de havo en doet geen eindexamen. ‘Dat lukte gewoon niet meer.’

Doordat ze langere periodes wordt opgenomen mist ze veel van school. ’Mijn leven als patiënt werd alsmaar groter.’ Ze vindt manieren om, zoals ze dat noemt, over zichzelf heen te stappen. ‘Uiteindelijk ontdekte ik dat als ik alcohol dronk of minder sliep, ik me beter voelde.’ De medicatie vlakt alles af. Ze is bang en ervaart griezelgedachten. ‘Ik denk dat ze de psychiatrie veel te serieus hebben genomen. Er was wel wat aan de hand, maar er gebeurde gewoon veel in mijn leven wat ik niet kon dragen. Daarvoor legden ze eigenlijk de verantwoordelijk bij mij, een meisje van veertien.’
De ene behandelaar zegt dat ze in de war is. Een andere behandelaar verhoogt haar medicatie. En weer een andere noemt het haar eigen verantwoordelijkheid en stuurt haar naar huis. ‘Het wisselde soms per dag hoe er gereageerd werd.’

Heleen Wadman foto website 2

Dreigender dan de werkelijkheid

Ze komt op straat terecht en stopt met haar medicatie. Het gevolg is dat ze psychotisch wordt en waanbeelden krijgt. ‘Ik dacht dat ik undercover was bij de KGB en zag lijnen en verbanden tussen mensen en situaties.’ Van verschillende kanten hoort ze dat ze beter haar medicijnen weer kan innemen. Alleen is ze het vertrouwen in de hulpverlening volledig kwijt. ‘Ik was er wel klaar mee.’

Wanneer ze een huis toegewezen krijgt probeert ze er het beste van te maken en begint ook weer met haar medicijnen. Alleen worden de angsten niet minder. ‘Ik blokkeerde in het contact met mensen. Overdag was ik bang voor de nacht, in de nacht was ik bang voor de dag.’ Daarom draait ze de dagen vaak om. Er komen veel vrienden langs die ook met verslavingen te maken hebben, en ze veroorzaakt overlast. Sommige buren blijven vriendelijk en maken af en toe een praatje met haar. Anderen kijken haar, in haar ogen, minachtend aan omdat ze veel last van haar hebben. Sommige mensen lijken zelfs bang voor haar. Dat is niet terecht, denkt Heleen, al begrijpt ze het wel. ‘Soms kwamen er klachten over mij binnen, terwijl ik niet wist van wie ze kwamen of waarom. Dit maakte het voor mij schimmig en ik ging dan zelf invullen om wie het ging. Ook dacht ik, als jij last van me zegt te hebben, dan zul je het weten ook. Dat in combinatie met mijn angsten zorgde ervoor dat ik misschien bedreigender over kwam dan ik in werkelijkheid was.’

Niet direct ingrijpen

Elke twee weken haalt ze een depot, een antipsychotica injectie. Dat is het moment waarop ze wordt gezien door hulpverleners. De eerste tijd praat ze nauwelijks en vraagt na vijf minuten of ze weer weg mag. Bij één verpleegkundige gaat het anders. ‘Die heeft het lang met me volgehouden,’ zegt ze. Elke twee weken vraagt hij hoe het met haar gaat maar doet niets. Ook maakt hij geen opmerkingen over hoe ze eruit ziet. ‘Ik weet nog dat ik een keer na twee weken terugkwam en dat de oude pleister van de vorige injectie er nog opzat,’ zegt ze lachend. ‘Dan zei hij: misschien is het tijd om weer eens te douchen.’

Het is nieuw voor haar dat iemand niet direct ingrijpt. Af en toe waarschuwt hij haar als haar bloedwaardes niet goed zijn of als er een melding van overlast is gekomen van de wijkagent. De verpleegkundige geeft dan aan dat ze zich rustiger moet houden of even moet stoppen met drinken, omdat hij anders zal moeten ingrijpen. Ze neemt het van hem aan. ‘Natuurlijk is het een behandeling van niks. Toch ontstond er ruimte voor mij. Ik hoefde niet meer mijn best te doen om goed over te komen.’

Oranje

Opening

Op een dag is ze weer bij de hulpverlener om de injectie te halen. Ze verzamelt al haar moed en vertelt: ‘Ik heb een stem in mijn hoofd en die zegt dat ik mijn hond wat aan moet doen.’ De man reageert rustig en zegt dat dat wel wat psychotisch klinkt. Heleen moet lachen wanneer ze aan dit moment terugdenkt. ‘Hij reageerde heel nuchter en vroeg of er verder nog iets was. Ik zei nee, en mocht weer gaan. Dat was achteraf zo fijn omdat ik heel bang was geweest dat mijn verhaal consequenties zou hebben.’

Het is een opening. Langzaamaan begint ze meer te vertellen. Hij nodigt haar ook uit om de mensen mee te nemen waar ze veel mee omgaat, en dat helpt. Ze begint te zien wat voor invloed de dingen die ze doet hebben op haar leven. ‘Als je niet slaapt dan voelt dat misschien fijn en voel je je minder somber. En wanneer je drinkt ook. Alleen begon ik nu te zien hoe angstig ik er ook van werd.’

De verpleegkundige stelt voor om te onderzoeken wat er van de kloof tussen haar gevoel en verstand over zou blijven als ze minder medicijnen zou gebruiken. Ze zoeken een behandelaar die deze stapt durft te ondersteunen en uiteindelijk vinden ze die. ‘Ik dacht, ik was veertien toen ik hiermee begon. Ik wil nu weleens weten of ik echt gek ben of niet.’

Ruimte geven

Door de afbouw komt er van alles naar boven. Emoties, prikkelgevoeligheid, allemaal ervaringen die ze jarenlang niet heeft beleefd. ‘Het leek alsof er enorme filters werden weggehaald van een grote luidspreker.’ Het zorgt ervoor dat ze voor haar gevoel alle kanten opschiet maar het net binnen de lijntjes blijft, zoals ze het omschrijft. Na een paar dagen of weken wordt het wel steeds weer rustig en ze zet door. ‘Wat ik nodig had was een veilige ruimte waarin ik langzaam weer tot mezelf kon komen en weer vertrouwen kon krijgen. Die ruimte geven, dat is best spannend voor een hulpverlener maar hij zag dat ik het aankon.’

Had het ook mis kunnen gaan? ‘Ja natuurlijk. Alleen denk ik dat hulpverleners over het algemeen overschatten wat voor invloed ze daarop hebben. Je ziet iemand één keer in de twee weken, de rest van de tijd zijn ze er niet bij.’

Ze is nu 8 jaar verder en kan zich haar oude leven niet meer voorstellen. Af en toe wiebelt haar hoofd nog weleens, zoals ze het noemt. ‘Een mentale griep die dan eng voelt, maar mijn vertrouwen is enorm gegroeid. Ook heb ik veel lieve mensen om me heen en eigenlijk een heel fijn leven nu.’

Aanwezig zijn

Op de vraag wat er anders had gekund antwoordt ze duidelijk. De behandeling die werd gekozen toen ze veertien was, sloot niet aan. ‘Ik moest ombuigen om behandeld te worden, kon minder naar school en ik verloor de aansluiting met de mensen om me heen.’ Verder vindt ze het belangrijk dat er geluisterd wordt en minder snel ingegrepen. ‘Je hebt iemand nodig die naast je komt staan om te zien waar je hulp nodig hebt. Dan kun je zelf betekenis geven aan wat er aan de hand is. In plaats van dat je het als hulpverlener als jouw rol ziet om te beoordelen, om het zo in een medisch psychologisch kader te kunnen plaatsen.’ Als ervaringsdeskundige zet ze zich inmiddels zelf als behandelaar in voor anderen. ‘Ik zie ook echt dat het niet makkelijk is. Toch probeer ik om goed te luisteren. Mijn visie en kant van het verhaal zijn altijd invulling. Daar moet je voor waken. Het is vaak belangrijker om aanwezig te zijn dan om te handelen.’