Wat werkt als het gaat om gezinsgericht werken? Wat hebben behandelaren nodig om gezinnen als geheel te behandelen? En hoe kunnen jeugdhulp, jeugd-ggz en volwassenen-ggz hierin samenwerken? De Academische Werkplaats GEZIeN in Amsterdam doet onderzoek naar deze vragen. Zo draagt de werkplaats bij aan een domeinoverstijgende aanpak van gezinsgericht werken.
Betere zorg voor gezinnen waarin zowel ouders als kinderen mentale klachten hebben en preventie van klachten bij kinderen van ouders met mentale klachten. Dat is in een notendop het doel van de Academische Werkplaats GEZIeN. Een samenwerking tussen Arkin (jeugd- en volwassenen-ggz), Levvel (jeugdhulp, jeugd-ggz en zorg aan jeugdigen met een licht verstandelijke beperking) en Amsterdam UMC. De werkplaats behandelt niet, maar richt zich op implementatie van gezinsgericht werken in de ggz, op predictie- en klinisch onderzoek naar gezinsgericht werken en kennisdeling daarover.
GEZIeN wordt geleid door kinder- en jeugdpsychiater en hoogleraar Christel Middeldorp. Zij promoveerde op de invloed van genetische factoren en grote emotionele gebeurtenissen op het ontstaan van angst en depressies. Daarnaast zijn Agnes Zegwaard, psychiater en systeemtherapeut bij Arkin, en Frederieke Koop, klinisch psycholoog-psychotherapeut bij Levvel, beiden kwartiermaker bij GEZIeN.
Wederzijdse beïnvloeding
GEZIeN bestaat sinds 2023. De werkplaats is ontstaan vanuit de behoefte aan meer onderlinge samenwerking tussen jeugdhulp, jeugd-ggz en volwassenen-ggz binnen gezinnen met meervoudige en complexe problemen in Amsterdam. “Uit eerder wetenschappelijk onderzoek wisten we al dat in gezinnen met kwetsbaarheid voor mentale problemen bij ouders en kinderen een hoger risico bestaat op het ontwikkelen van psychiatrische en verslavingsproblematiek”, vertelt Agnes Zegwaard.
“Bovendien is er wederzijdse beïnvloeding van problematiek bij ouder en kind. Het welzijn van de ouder of het kind heeft effect op de behandeleffectiviteit van het andere individu. Het lijkt dus logisch om bijvoorbeeld bij depressie van één van de ouders te kijken of het kind mentale klachten heeft. Of om bij een kind met bijvoorbeeld gedragsproblemen ook oog te hebben voor wat er bij de ouder speelt.”
Agnes Zegwaard
3,7 behandelaars per gezin
“Toch focussen we ons als hulpverleners doorgaans óf op de ouder, óf op het kind, niet op het gezin als geheel”, vervolgt Agnes. “Gemiddeld werken er 3,7 behandelaars per gezin, elk werkzaam vanuit hun eigen discipline.” Of de gezinnen met deze gestapelde zorg geholpen zijn, is maar de vraag. “Vaak overvragen we de gezinnen ermee en bemoeilijken de verschillende trajecten de behandelingen”, aldus Frederieke Koop.
Gesprek over het gezin
GEZIeN startte in 2023 twee onderzoeken. Het eerste is een implementatieonderzoek, ook wel ‘De kindcheck voorbij’ genoemd. Agnes legt uit: “Dit onderzoek draait om de vraag hoe je in de volwassenen-ggz meer gezinsgericht kunt werken. Professionals die volwassenen met kinderen behandelen, stellen standaard 5 vragen om een inschatting te maken van de kindveiligheid. Daarop volgt lang niet altijd een gesprek over het ouderschap en het gezin, terwijl we weten dat ouders daar wel behoefte aan hebben. Ouders gaven binnen ons onderzoek aan dat hun ouderschap een onderwerp móét zijn. En dat we met alleen een vragenlijstje over de veiligheid een stuk missen van wie ze zijn en waar ze tegenaan lopen.”
GEZIeN onderzoekt via focusgroepen van behandelaren en interviews met ervaringsdeskundige ouders hoe behandelaren dat gesprek kunnen voeren. Agnes: “Daarnaast willen we de professionals trainen om ouders naar een digitale preventie-interventie toe te leiden: kopopouders.nl van het Trimbos-instituut. Een bewezen methode om de ouder-kindrelatie te versterken.”
Oog voor ouders
Het tweede onderzoek is een doorontwikkeling van het anoniem casuïstiekoverleg ‘Samen voor complexe gezinsvraagstukken’. “Dit onderzoek valt onder de paraplu van een groter, Nederlands onderzoek naar de verbinding tussen volwassenen-ggz en jeugdhulp”, vertelt Frederieke. “We doen nu naast de bespreking ook een gezamenlijke interventie. Gezinnen waarvan een kind in zorg is en waarbij we ook zorgen hebben over ouders, kunnen meedoen aan de pilot.”
De ervaringsdeskundige jongeren die meedoen aan de casuïstiekbespreking zijn positief over het feit dat er nu ook oog is voor de ouders, ook in de analyse. “Eén jongere reageerde: ‘Ik heb dat gemist bij mijn individuele behandeling. Er werd alleen naar mij gekeken, niet naar degenen die belangrijk waren in mijn opvoeding en over wie ik me zorgen maakte.’”
Frederieke Koop
Samenwerken binnen het zorgdomein
Tot nu toe hebben de onderzoeken van GEZIeN een aantal dingen duidelijk gemaakt. “Te gescheiden zorg helpt gezinnen niet”, zegt Agnes. “Als kinderen en ouders mentale klachten hebben en er zorgen zijn over de leefsituatie, helpt het wél als behandelaren met verschillende achtergronden en expertise rondom het gezin gaan staan en samen met het gezin analyseren wat er nodig is. Denk aan de volwassenzorg en de jeugdzorg. Als je beter in kaart hebt wat er bij alle gezinsleden speelt, kun je efficiënter behandelen.”
Dat vraagt intensieve samenwerking. “Je moet echt bij elkaar gaan zitten als je domeinoverstijgend wilt samenwerken”, vervolgt Agnes. “Dat vraagt organisatorisch veel verandering en dat is taai. Je krijgt onderweg vaak ‘nee’ te horen. Daarom moet je samen koers houden en kijken wat je moet doen om ervoor te zorgen dat het op elk niveau in de organisaties een ‘ja’ wordt.” Frederieke: “We moesten elkaar als organisaties eerst leren begrijpen. Als je de ander snapt, werk je beter samen. Dat is fijn, want gezinnen vragen vaak veel van hulpverleners.”
De Academische Werkplaats GEZIeN richt zich op het volledige spectrum van preventie tot hoogspecialistische zorg. Christel Middeldorp doet daarnaast klinisch genetisch onderzoek naar factoren die de ontwikkeling en het verloop van mentale klachten van ouder en kind beïnvloeden. Agnes: “Het ultieme doel? Kwalitatieve zorg, kortere behandelduur en minder terugval.” “We willen dat het gezin gezien wordt”, besluit Frederieke. “Niet als afzonderlijke individuen, maar als geheel.”